Wet van 17 juni 2020, houdende regels over een tijdelijke voorziening voor de betekening van exploten op grond van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering en wijziging van de Loodsenwet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet
1990, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Luchtvaartwet BES in verband met de uitbraak van COVID-19 (Verzamelspoedwet
COVID-19)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het in verband met de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding daarvan
wenselijk is enkele spoedeisende tijdelijke voorzieningen te treffen in het kader van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
en een aantal wijzigingen door te voeren in de Loodsenwet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990,
de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Luchtvaartwet BES;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1. (feitelijke onmogelijkheid uitreiking exploten in persoon)
Voor de toepassing van artikel 47, eerste lid, derde volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van een feitelijke
onmogelijkheid om aan een van de in artikel 46, eerste lid, van dat wetboek bedoelde personen afschrift te laten, steeds sprake
zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met COVID-19.
Een uit artikel 3, artikel 4, onderdeel B, of artikel 5 voortvloeiende wijziging van een rentepercentage is uitsluitend van toepassing bij de renteberekening over het deel van de
renteperiode vanaf het tijdstip waarop de betreffende wijziging in werking treedt of, ingeval artikel 8, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, toepassing vindt, over het deel van de renteperiode vanaf de datum, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk
onderdeel b.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen
daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat daarbij tevens kan worden bepaald dat:
2. Artikel 1 werkt terug tot en met 16 maart 2020.
3. Artikel 1 vervalt op 1 september 2020. Het tijdstip waarop artikel 1 vervalt kan bij koninklijk besluit worden bepaald op een ander
tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste twee maanden na het tijdstip ligt waarop de wet zou vervallen.
4. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan een week nadat
het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren
die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.