De onderdelen van de toets zijn gelijk aan de onderdelen, opgenomen in Bijlage 1 bij artikel 2 van het Besluit referentieniveaus
Nederlandse taal en rekenen op het referentieniveau 1F voor de Nederlandse taal.
1. De toets bestaat uit een mondeling en een schriftelijk deel. Bij de wijze van toetsing kan aangesloten worden, dan wel gebruik
gemaakt worden van bestaande toetsen voor de Nederlandse taal voor zover deze betrekking hebben op het referentieniveau 1F
of van toetsen inzake vaardigheden Nederlandse taal die zijn ontwikkeld ter voorbereiding op of ter ondersteuning bij het
examen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en die aan het referentieniveau 1F voldoen.
2. Het college bepaalt of de toets individueel dan wel groepsgewijs plaatsvindt, alsmede de inzet van computers of andere hulpmiddelen
bij onderdelen van de toets.
De uitkomst van de bij belanghebbende afgenomen toets wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingsschaal behorend bij
het toetsinstrument dat door het college gekozen is. Deze beoordelingsschaal leidt tot een objectieve en didactisch verantwoorde
interpretatie van de uitkomsten van de toets.
Het resultaat van de bij de belanghebbende afgenomen toets wordt beoordeeld door een of meer door het college aan te wijzen
personen. Voor die persoon is ten behoeve van de beoordeling van de beheersing van de mondelinge vaardigheden van de belanghebbende,
een didactische kwalificatie vereist op het gebied van Nederlands taalonderwijs op ten minste Hoger beroepsonderwijsniveau
dan wel een didactische kwalificatie op het gebied van Nederlands taalonderwijs verkregen van een onderwijsinstelling die
is erkend door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
1. Het college draagt er zorg voor dat de toets wordt afgenomen in een afgesloten ruimte en onder zodanige omstandigheden dat
rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden van de belanghebbende, waarbij de betrouwbaarheid en validiteit
van de toets altijd in acht wordt genomen.
2. Het college stelt de belanghebbende, voor zover noodzakelijk, op diens verzoek in de gelegenheid de toets af te leggen op
een wijze die is aangepast aan zijn mogelijkheden.
3. Het college treft voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van niet waarheidsgetrouwe uitkomsten van de toets dan wel fraude.