Besluit van 19 juni 2019, houdende Nadere regels over oproepovereenkomsten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 april 2019, nr. 2019-0000053086;
Gelet op artikel 628a, tiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 mei 2019, No.W12.19.0101/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juni 2019, nr.2019-0000084195,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1
Als oproepovereenkomst als bedoeld in artikel 628a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt niet beschouwd: een arbeidsovereenkomst
waarin de arbeidsomvang is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid als bedoeld in artikel 628a, negende lid, van Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek en daarnaast aan de werknemer:
a. consignatie als bedoeld in artikel 1:7, eerste lid, onderdeel g, van de Arbeidstijdenwet is opgelegd, mits daar een geldelijke
vergoeding of compensatie in de vorm van betaalde vrije tijd tegenover staat;
b. een bereikbaarheidsdienst als bedoeld in artikel 5.19:3, 5.20:4, 5.21:2, 5.21:3 of 5.27:2 van het Arbeidstijdenbesluit is
opgelegd, mits daar een geldelijke vergoeding of compensatie in de vorm van betaalde vrije tijd tegenover staat; of
c. een aanwezigheidsdienst als bedoeld in artikel 1:1 van het Arbeidstijdenbesluit is opgelegd, mits daar een geldelijke vergoeding
of compensatie in de vorm van betaalde vrije tijd tegenover staat.